5. OVER HET VERDRAGEN EN OPDRAGEN VAN PIJN EN AF EN TOE EEN OFFERTJE BRENGEN

5.1. Het staat buiten iedere discussie dat we daadwerkelijk moeten helpen. Het spreekt vanzelf dat we menselijk leed, menselijk onrecht, zowel als schade aan natuur en milieu, van welke aard ook, moeten proberen te herstellen. Voortaan moeten zien te voorkomen. Niet alleen vlakbij maar wereldwijd. Het staat buiten kijf dat we lering moeten trekken uit wat voorvalt en optreedt. Maar zou het – nu we beter de relatie begrijpen tussen hetgeen voorvalt en karma c.q. grootschalig karma – ook kunnen zijn dat uit hulpverlening en preventie alléén geen wezenlijke vervulling van karma plaats vindt? Geen wezenlijke uitwerking van grootschalig karma? Zou het kunnen dat er geen sprake kan zijn van wezenlijke hulp wanneer niet tegelijk ook iets plaatsvindt dat neerkomt op “verdragen” c.q. “opdragen” van pijn? Ik denk dat dat zo is. Al durf ik het vanuit mijn tot nu toe veilige, beschermde leventje nauwelijks te zeggen: net als bij individueel karma bestaat de meest wezenlijke vervulling, de meest wezenlijke doorwerking, uitwerking, van grootschalig karma, in ieder geval méde, uit het gewillig-geduldig (patiently) op ons nemen van pijn en lijden. Daarmee onszelf en onze wereld herheiligend, onszelf en onze wereld verzoenend ten opzichte van ons verleden. Zoals ik ooit in een klein versje verwoordde:

karma

we lijden de pijn
die we veroorzaken

haar gewillig
geduldig verdragen
herheiligt ….. verzoent

5.2. Zou het bovendien kunnen dat, mede afhankelijk van welke soort hulp we geven - en wanneer, hoe lang, hoe en hoe intensief, aan wie wel en aan wie niet - dat wij daardoor altijd tegelijk nieuwe schakels toevoegen aan de eindeloze keten die grootschalig karma nu eenmaal lijkt te zijn? En dat dat vooral zo is wanneer we geweld gebruiken? Met andere woorden: zou het kunnen dat we door hulpverlening en interventie altijd tévens pijn en lijden verplaatsen? In de tijd zowel als mogelijk naar plaats, persoon en vorm (8)? Is dat zo omdat karma, als law of nature, zonder twijfel vormen en wegen “vindt” door toedoen waarvan “zij” haar rekeningen presenteert? Niet dus als een wrekende godheid, maar als law of nature? En is dat vooral aan de orde wanneer hulp en interventie bescherming van eigenbelang tot doel hebben? Daarmee karmaprocessen negerend, en wat we ervan kunnen leren. Vergetend dat alleen onzelfzuchtig en tegelijk wijs handelen het verschijnen van nieuwe schakels aan de karma-keten verhindert (9). Althans voor zover het het karma van de handelende persoon betreft.

5.3. “De vraag stellen is haar beantwoorden” luidt een bekend gezegde. Zo is dat ook hier. Hoewel we dus zonder meer behoren te helpen, behoren te interveniëren in de zin van voorkomen en alles wat daar verder bij hoort, vormt het “verdragen en opdragen van pijn en lijden” een medenoodzakelijke voorwaarde voor het vervullen, uitwerken van karma. Voor loutering. Voor de loutering van onze ziel, zoals dat in christelijke termen wel heet. Voor het doorbreken dus van de ketens waar we het over hadden. Ongeacht of het individueel of grootschalig karma betreft. Het is precies in dit “verdragen en opdragen van pijn en lijden” dat voor ons, als getuigen van de pijn van de wereld, de mogelijkheid ligt daaraan een bijdrage te leveren. Door onze “getuigenpijn” op ons te nemen. Datzelfde geldt voor onze eigen pijn. Wanneer we die onder ogen zien en op ons nemen, kunnen we ook dáárvan een soort geschenk maken. Ten behoeve van al diegenen die zo veel ernstiger leed ondergaan.

5.4. Een stapje verder kan bestaan uit ons af en toe vrijwillig doorsnee-geneugten uit het dagelijks leven te ontzeggen. Bijvoorbeeld door een koekje niet te nemen en het in gedachten te geven aan hen die voedsel ontberen. En nemen wij het koekje wél, dan zouden we het eerste ervan aan hen kunnen aanbieden. Inderdaad, ik heb het over het intussen wellicht wat ouderwetse brengen van offertjes. Dat wij dit alles doen, ook wat ik in de vorige paragraaf opmerkte, spreekt vanzelf. Immers hoe kunnen wij, die behoren tot de weldoorvoede helft van de wereld, van comfort genieten terwijl de andere helft pijn lijdt, onrecht ondergaat, van het allernoodzakelijkste verstoken is. Onze inherente, ingeboren liefde voor – en solidariteit met – elkaar en onze omgeving, de interdependentie, de karmische verwevenheid van ons allen met alles en iedereen waar ik het zo uitgebreid over had, wijzen ons de weg daarnaartoe. Verdragen en opdragen van pijn en het brengen van kleine offertjes, dat is wel het minste dat we als het ware terug kunnen doen, het minste dat wij kunnen geven aan de zo eindeloos vele ernstig getraumatiseerden die hun leven, deels of geheel, gaven en geven voor het welzijn van de wereld.

5.5. Met deze laatste opmerking, de opmerking dat getraumatiseerden hun leven geven ter wille van het welzijn van de wereld, ter wille van de loutering van de wereld, ter wille van de vervulling van grootschalig karma, maakte ik, wellicht een gedachtensprong. Ik denk echter niet dat dat het geval is. Of slachtoffers van de pijn van de wereld zich daar nu bewust van zijn of niet, als slachtoffers van gebeurtenissen ten gevolge van grootschalig karma vervullen juist zij dat karma, louteren zij de wereld. Zij doen dat plaatsvervangend voor ons (10). Voor ons die, mede dáárdoor, aan de veilige kant mogen blijven. Nogmaals, of slachtoffers hun leven, hun pijn en lijden bewust daaraan opdroegen, bewust daaraan opdragen, of niet - zij deden het, zij doen het. Elk van hen als was hij of zij een eigentijdse jezus. Maar dan zónder voorschouw. Erdoor overvallen. Door hun gaven, hun offer, verwerven zij de “grace”, de genade, door middel waarvan onze wereld, én wijzelf, steeds weer worden bevrijd. Door hun feitelijke heldenmoed zamelen zij als het ware de grace, de genade, de mercy in, van waaruit ook voor ieder van ons grace, genade, mercy beschikbaar is.

5.6. Haak niet af beste lezer. Ik bepleit niet dat wij ons allen, liefst vrijwillig, dan wel zonder verzet, als slachtoffer moeten aanbieden. Erger je niet aan mijn taal. Je hoeft het op het punt van het “inverdienen van genade”, zo goed als met alles wat ik te berde breng, niet met mij eens te zijn. Ik ben geen theoloog. Dus wat ik over genade zeg zal heus wel niet, of niet helemaal, kloppen. Mij maakt dat niet uit. Ik denk ook jou niet. Immers, ook zonder dat ben ik ervan overtuigd dat ook jij eerbied, respect, compassie hebt voor zowel de slachtoffers van de pijn van de wereld en hun rechtstréékse getuigen, als voor de vele hulpverleners en hun respectievelijke achterbannen. Gun mij nu maar mijn overtuiging dat niet alleen de slachtoffers genade, grace, mercy “inverdienen” maar ook al diegenen die daadwerkelijke hulp verlenen. Zichzelf daardoor als het ware vrijwillig verwondend, vrijwillig traumatiserend. Daarom: ook aan hen, met het oog op hun morele ondersteuning, kunnen wij eventuele eigen pijn en kleine offertjes opdragen. Onze eigen pijn zowel als de pijn van ons getuigeschap transformeren we daardoor tot vormen waarin we slachtoffers en hulpverleners mentaal bijstaan in hetgeen waarvoor zij zich gesteld zien. Dat is, dunkt mij, het minste wat wij zouden kunnen doen. Misschien moet ik niet zeggen: het minste. Maar is het precies dát wat wij kunnen en moeten doen! Precies dát wat ook jij, dierbare lezer, kunt doen. Althans wanneer je, net als ik, meer contemplatief van aard bent dan actiegericht.

 

|  vorig  |   terug naar het gebed   |  vervolg  |

|  kanttekeningen  |